zondag 20 november 2011

De Leugenmachine


Verhalen over oplichters, fraudeurs en simulanten happen altijd lekker weg. En verhalen over een hoog aangeschreven beroepsgroep die zich keer op keer in de maling laat nemen door deze figuren zijn helemaal smullen. In zijn boek De Leugenmachine beschrijft Harald Merckelbach hoe politie, justitie, psychologen en psychiaters door simulanten om de tuin geleid kunnen worden.

De Leugenmachine is een verzameling gevalsbeschrijvingen, gegroepeerd rond een thema. In twaalf hoofdstukken komen allerlei simulanten voorbij die naïve, zelfingenomen dokters in de maling nemen. Maar ook pijnlijke gevallen waarin het justitieel apparaat door een gebrek aan kennis en het uitgangspunt toeval-bestaat-niet daadwerkelijk zieke mensen tot onhoudbare bekentenissen dwingt.

Psychodynamica en neurologie
Merckelbach (hoogleraar Psychologie aan de Universiteit van Maastricht) is geen voorstander van gevalsbeschrijvingen in de psychologie. Het leidt te snel tot wetenschappelijk onzorgvuldige conclusies van psychodynamische aard, iets waar de schrijver een broertje dood aan heeft. De psychologische gevalsbeschrijvingen in het begin van het boek zijn vooral bedoeld om te laten zien hoe gemakkelijk een aandoening (of kennis en kunde) gesimuleerd kan worden.

De verhalen in zijn boek zijn over het algemeen neurologische gevalsbeschrijvingen, omdat Merckelbach daar wel voordelen in ziet. De beschrijvingen moeten dan wel bedoeld zijn voor het in kaart brengen van opvallende aandoeningen en vreemde uitzonderingen ten behoeve van accumulatie van kennis. En niet voor conclusies voor individuele neurologische gevallen, iets wat de psychodynamiek wel doet.


Overigens beschrijft hij aan het einde van het boek de gevaren van de 'harde' neurologie als bewijs in rechtszaken. Vooral het opvoeren van MRI-plaatjes van hersenen met wel of niet 'oplichtende' delen, geven veel te veel de indruk dat alles af te lezen is aan de hand van hersenactiviteit. De plaatjes zijn vaak bewerkt, waarbij het van belang is om te weten waar ze mee vergeleken worden. De onder neurologen gangbare theorie dat er niet zoiets is als Vrije Wil en dus de hele rechtsgang onzin is (niemand is immers verantwoordelijk te houden voor zijn daden), wordt door Merckelbach afgeserveerd. De neurologische Vrije Wil is niet te vergelijken met de justitiële Vrije Wil. Het zijn verschillende grootheden. De een gelijkstellen aan de ander is zoiets als iemand vragen een kleur onder de 10 te noemen.

Romantische neurologie
Het boek is prettig leesbaar geschreven, in de traditie van de romantische neurologie, waarbinnen Alexander Luria en Oliver Sacks (van De man die zijn vouw voor een hoed hield) de bekendste figuren zijn. Het lijkt er op dat de Nederlandse psycholoog Douwe Draaisma ook tot de stroming behoort (zie mijn eerdere blog over De Heimweefabriek). Merckelbach is liefhebber van de verhalende, leesbare gevalsbeschrijving die geen afbreuk doet aan de wetenschappelijke basis. Getuige dit citaat over Luria en Sacks:
Het is de soepele beschrijving van biografische feiten en voorvallen die zijn (Luria, CH) boeken en die van Oliver Sacks een romaneske flair geeft. Maar als je even doorbladert, zie je de verwijzingen naar vakliteratuur al snel opduiken. (blz. 29)
De gevalsbeschrijvingen van Merckelbach komen deels uit zijn eigen werk als forensisch psycholoog en deels uit de vakliteratuur. Ze zijn een mooie ondersteuning van het thema (of eigenlijk meer een Leitmotiv): de betrouwbaarheid van verklaringen in gerechtelijke processen.

Een paar zaken in het boek vielen me op:

Pro justitia-rapporten
Psychologische of psychiatrische gevalsbeschrijvingen in opdracht van een rechtbank door bijvoorbeeld het Pieter Baancentrum (pro justitia-rapporten) worden niet wetenschappelijk getoetst en bevatten zelden verwijzingen naar statistieken of wetenschappelijke literatuur (blz. 26).

Psychodynamica en recidive
Gerechtspsychiaters hebben de neiging om de criminele daad, de psychische problemen, de voorgeschiedenis en het recidiverisico van de verdachte tegelijk in één psychodynamische reconstructie te willen gieten. Met als gevolg dat door schijnbare tegenstrijdigheden in de rapportage, het oordeel moeilijk te begrijpen is en voor meerdere uitleg vatbaar is. En daarnaast in wetenschappelijk opzicht ook niet altijd hout snijdt.

Merckelbach haalt als voorbeeld de zaak van de pedofiele zwemleraar Benno L. aan. Het is overigens ook een mooi voorbeeld van zijn kritiek op de pro justitia-rapporten.
Over L. zijn de volgende zaken bekend:
- Hij had het op allerlei kinderen voorzien en niet een specifieke groep;
- Hij had een gokverslaving;
- Hij had een ongelukkige jeugd, waarin hij misbruikt was en werd mishandeld door zijn moeder;
Het was vooral het laatste punt waar de gerechtspsychiater op door ging. Voor het bepalen van de kans op recidive was dit echter zinloos. De statistieken zeggen dat de kans dat zedendelinquenten in herhaling vallen na vijf jaar 15% is en na tien jaar 20%. Verder is bekend dat L. zich vergrepen had aan andermans kinderen en dit veelvuldig had gedaan. En tot slot heeft hij andere zwakheden die hij niet kon controleren, zoals een gokverslaving. Deze punten zijn veel belangrijker om te bepalen of er kans op recidive is, dan de ongelukkige jeugd. Niettemin ging de psychiater daar niet zo op in, vermoedelijk omdat dit minder interessant is voor de psychodynamische reconstructie (blz. 56-57).

Merckelbach noemt in zijn boek meerdere zaken waarin dit soort redeneringen gebruikt zijn. Zoals de gerechtspsychiater die de oorzaak liever zocht de relatie die de verdachte had met zijn moeder, dan in de bijwerkingen van fors gebruik van antidepressiva (blz. 165-166).

Googelende hulpverleners
Ethici vinden volgens Merckelbach dat dokters en psychologen hun patiënten niet mogen googelen, omdat het de behandelrelatie zou verstoren. Je dringt als hulpverlener op een oneigenlijke manier binnen in de persoonlijke levenssfeer van een patiënt. Eigenlijk mag je alleen googelen met toestemming van je patiënt. De kwestie lijkt een beetje op de situatie van de googelende rechter.

Bij simulanten is het probleem echter dat de observatie een andere indruk geeft dan de resultaten van afgenomen tests. In sommige gevallen vertoont de patiënt tijdens gesprekken e.d. daadwerkelijk symptomen van een aandoening, maar wijzen afgelegde tests op het tegendeel. Om uitsluitsel te krijgen over de vraag of men met een simulant te maken heeft, kan men zoeken naar collaterale informatie (zie de tweede alinea). In de beschrijving van een 'patiënt' met het syndroom van Ganser laat Merckelbach zien dat googelen snel en vaak verhelderende aanvullende informatie oplevert. (blz. 89-93)

Merckelbach gaat helaas niet in op de risico's van dit soort gevonden informatie.


Het causaliteitsprobleem: oorzaak en gevolg
Bij meerdere gevalsbeschrijving komt het probleem van de anachronistische verklaring voor. Daarmee bedoel ik dat de forensische psycho-experts een analyse maken van de patiënt/verdachte op basis van het contemporaine gedrag. Het gedrag van het moment van de criminele daad is niet waar te nemen en kan alleen op basis indirecte waarneming (getuigenverklaringen e.d.) vermoed worden. Dit onderscheid wordt vaak niet gemaakt door de specialisten. Dan kan het gebeuren dat bepaald afwijkend gedrag als de normaal-situatie van een patiënt wordt gezien, terwijl het pas ontstaan is na de criminele daad en het wekenlange verblijf in een psychiatrische inrichting. Hierdoor kan een cirkelredenering ontstaan.

Dit probleem bij het reconstrueren van een verleden, wordt binnen de geschiedwetenschap al onderkend sinds Leopold von Ranke en de daarop volgende historische methoden.

Tot slot
De titel wordt verklaard in het laatste hoofdstuk. Alhoewel het vertellen van 'de' waarheid de default setting van de menselijke psyche is, gaat liegen de mens over het algemeen toch goed af. En het is bij 'professioneel' liegen bijzonder moeilijk om te achterhalen of men liegt of de waarheid spreekt.

Liegen is ook een hardnekkig probleem voor neurologen die van mening zijn dat Vrije Wil niet bestaat. Liegen is namelijk continu keuzes maken.

Ik vond het een goed leesbaar boek, met af en toe ontluisterende conclusies. Vermoedelijk gebruikt Merckelbach de meest opvallende zaken als voorbeeld, maar bij mij is de indruk blijven hangen, dat als je oprecht onschuldig bent in een strafrechtelijke procedure, je beter uit handen van getuige-deskundigen uit de geestelijke hulpverlening kunt blijven.

Plaatjes
http://uitgeverijcontact.nl/cms_img/big9789025436018leugenmachine.jpg
http://neoneocon.com/wp-content/uploads/2009/01/psychiatry-couch2.jpg
http://www.lowbird.com/all/view/2010/02/typepad-how122

Geen opmerkingen: